BOEKONOMIKA


Paul De Grauwe: Limieten aan de markt … om de markt te redden

In zijn jongste boek ‘De Limieten van de Markt’ (zie aparte bespreking) probeert professor Paul De Grauwe (London School of Economics en KU Leuven) de voor- en nadelen van de vrijemarkteconomie in kaart te brengen. En de limieten ervan te bepalen. In een toespraak voor het Financieel Forum in Leuven op 23 april 2018 gaf hij daar toelichting bij. “Ik probeer daarbij ‘de markt’ niet ideologisch te bekijken maar wel pragmatisch.”


Paul De Grauwe :“Laat mij vooreerst duidelijk stellen dat ik de verdiensten van het kapitalisme niet wil minimaliseren. Het is er immers in geslaagd om als enige systeem materiële welvaart te brengen voor honderden miljoenen mensen. Hoe dit mogelijk is geweest? Omdat het systeem uitgaat van het vrije initiatief, en zorgt voor concurrentie. Daardoor haalt het kapitalisme het beste uit de mensen. Het laat talent bovendrijven. En dan is er ook de openheid die leidt tot globalisering waardoor specialisatie zorgt voor internationale handel. Samen met technologische vooruitgang zorgt dit voor een indrukwekkende welvaartsverhoging. In het verleden hebben we dit eerst gezien in het VK, daarna in Duitsland, en dan in de VS, en recentelijk in Zuid-Korea en China. Opvallend is dat de laatbloeiers zoals China het beter doen dan zij die het eerst waren zoals het VK. Dat komt omdat zij leren uit het verleden.”




DE SCHADUWKANTEN VAN HET KAPITALISME

Dat het communisme, als tegenpool van het kapitalisme, gefaald heeft, leidt geen twijfel, vindt De Grauwe. “De centralisatie van de economische beslissingen, meestal door een centraal planbureau, zorgde voor logheid en bureaucratie, hetgeen inefficiënt is gebleken. Bovendien heeft de afwezigheid van prikkels om te presteren het individueel initiatief gefnuikt. We hebben ten andere een mooi historisch experiment: Zuid- versus Noord-Korea. In Zuid-Korea bereikt het per capita jaarinkomen nagenoeg 20.000 dollar tegenover amper 1.100 dollar in Noord-Korea. De superioriteit van het kapitalisme bestaat erin dat het voor velen welvaart kan creëren.


Maar er zijn natuurlijk ook schaduwkanten aan. De Grauwe vermeldt vooreerst het cyclische karakter van het kapitalisme. Er was bijvoorbeeld de quasi-onstuitbare groei in de tweede helft van de 19de eeuw, maar evenzeer de Grote Depressie van de jaren 1930. Stoot het kapitalisme dan op zijn eigen grenzen? “Natuurlijk. En dan moet de overheid ingrijpen. Zoals tijdens de Grote Depressie toen overheidsingrijpen, denk maar aan Roosevelts New Deal, de ineengestuikte economie weer op dreef moest helpen. De hoogste tarieven in de personenbelasting liepen na de Tweede Wereldoorlog op tot boven de 90%. Het geloof in de markt was verdwenen.” Of zoals net na de Eerste Wereldoorlog de algemene indruk was dat het kapitalisme gefaald had.


DE TERUGKEER VAN DE MARKT

Maar vandaag zitten we toch in een totaal andere situatie? De Grauwe beaamt: “ Sinds de jaren 1980 zien we de triomfantelijke terugkeer van het marktsysteem. De hoogste marginale tarieven in de personenbelasting zijn gezakt van boven de 90 tot in bepaalde landen 30% of nog minder. De mindset is totaal veranderd: de rijken zorgen voor economische groei en daar profiteren we allemaal van, heet het nu. De trickle-down-theorie”


De markt en de overheid draaien telkens om elkaar heen, zo betoogt De Grauwe. Maar tevens is het voor hem duidelijk dat er limieten zijn aan de markt. “De collectieve en de individuelerationaliteit vallen niet altijd samen. Dat gaat in tegen wat bv. Adam Smith altijd betoogde. Ik geef enkele voorbeelden. Vervuilende bedrijven kunnen daar hun profijt mee doen, maar collectief draaien we daar allemaal voor op. Een individuele chauffeur denkt dat hij zijn vrijheid benut, maar uiteindelijk zit iedereen in de file. En ga zo maar door. Dat noem ik de externe limieten van de markt. Individuen houden geen rekening met de externe kosten. Daardoor geeft het marktsysteem verkeerde incentives. Het gevolg is dat de maatschappelijke kosten hoger zijn dan de kosten voor de individuele ondernemers. Het marktsysteem heeft geen autoreguleringsmechanisme.”


En zijn er dan ook interne limieten aan de markt? Paul De Grauwe verwijst daarbij naar Daniel Kahneman, psycholoog, met zijn boek ‘Ons Feilbare Denken’ (2011). “Ons brein heeft twee systemen. Systeem 1 is de emotie, systeem 2 de ratio. Onze emoties reageren snel, onze ratio is trager. Er is een evenwicht nodig om ons gelukkig te voelen. Het marktsysteem spreekt systeem 2 van ons brein aan, het rationele, maar verwaarloost systeem 1. Dat gebeurt zowel op macro- als op micro-economisch niveau (bedrijf). Indien de markt (concurrentie) de bovenhand krijgt (ratio), botst dat met de mensen die ook willen samenwerken (emotie). Dat ‘botsen’ kan zowel op bedrijfsniveau als op niveau van de samenleving. Finaal vertaalt zich dat in een zeer ongelijke inkomens- en vermogensverdeling waarvan de omvang sinds 1980 alleen maar is toegenomen.


Het is de verdienste van Piketty om dat in kaart te hebben gebracht. De markteconomie zorgt niet alleen voor winnaars maar ook voor verliezers. Branco Milanovic heeft dat voortreffelijk geïllustreerd met zijn bekende ‘olifant’ van de inkomensgroei en -verdeling. Vooral de modale inkomens in het Westen hebben hun loon in reële termen zien dalen, zeker in de Angelsaksische landen. In de VS bv. heeft de onderste 50% van de inkomens sinds 1980 zijn reëel inkomen zien dalen, terwijl het BBP er verdrievoudigd is. Vooral de top 1% heeft die winst binnengehaald. Dat leidt uiteindelijk tot een destabilisering vanhet politieke systeem met resultaten zoals de Brexit en de verkiezing van een populist zoals Trump.”


HET KAPITALISME REDDEN VAN DE KAPITALISTEN


De conclusie van Paul De Grauwe is dat het succes van het marktsysteem tegelijk zijn achillespees is en leidt tot zijn ondergang. Want dan neemt de politiek het over. “Het marktsysteem is niet in staat gebleken om zichzelf te corrigeren, dus moet het van buitenaf komen, en dat betekent overheidsingrijpen. En begrijp me goed. Dat is niet tégen het marktsysteem. Welnee, dat is net bedoeld om het marktsysteem te redden.”


En hoe meent Paul De Grauwe dan concreet het marktsysteem te redden? “De theorie is niet nieuw. Het gaat er bv. om om de externe kosten aan te rekenen, de inkomens en de vermogens billijker te verdelen, en de sociale zekerheid te versterken zodat we de verliezers van het marktsysteem (globalisering) kunnen compenseren. We moeten m.a.w. het kapitalisme redden van de kapitalisten.”

Maar ook de overheid is niet onfeilbaar. Dreigt niet het gevaar dat we de ene kwaal met de andere bestrijden? “Er dreigt bij overheidsoptreden altijd een tegenstelling tussen de individuele belangen en de collectieve belangen. Dat beperkt de actieradius van de overheid.

What about China?

China? Ook voor Paul De Grauwe is dit een moeilijke.“In feite combineert China een rauwe vorm van kapitalisme met permanente overheidssturing. En dit door een autoritaire overheid in een eenpartijstaat. ”Doorbreekt dit dan niet zijn model van kapitalismegekoppeld aan democratie als beste garantie voorwelvaartsontwikkeling en -verdeling? “Het valt niet te ontkennen dat China honderden miljoenen Chinezen uit de extreme armoede heeft gehaald en dat op een recordtijd. De legitimiteit en credibiliteit van het regime is daardoor natuurlijk fors gestegen gepaard gaande met een constante stijging van de materiële welvaart. Men zou dat ‘output legitimacy’ kunnen noemen waarbij het resultaat telt ongeacht de wijze waarop.”

Hoe ziet hij dan de verdere toekomst van China? Is dit de nieuwe realiteit? “Er heerst in het Chinese systeem natuurlijk een groot potentieel gevaar, met name het ontsporen van de dictator. Al lijkt dit vandaag niet aan de orde te zijn, toch mogen we dat nooit uitsluiten. En op economisch vlak is er ook een probleem dat in een dictatuur de creativiteit niet kan gedijen. Creativiteit kan immers niet zonder kritisch denken en dit is niet mogelijk zonder vrijheid. Vandaar dat de vraag openblijft of het Chinese model wel duurzaam kan zijn op termijn?” Volgens Paul De Grauwe is het nog te vroeg om nu al te besluiten of China al dan niet een succesformule heeft gevonden

Het is de uitdaging van de democratische systemen om die tegenstellingen te overbruggen. Slagen zij daar niet in, dan loeren autoritaire regimes om de hoek. Maar die lossen niets op. Integendeel: de discrepantie tussen individuele en collectieve belangen is daar nog veel groter dan in een democratie.”

Is Paul De Grauwe dan pessimistisch over de toekomst? “We moeten die grote discrepanties zoals de toenemende ongelijkheid onder controle krijgen. Anders krijgen we steeds meer autoritaire politieke regimes. Maar ik ben een optimist. We mogen niet wanhopen. We zullen veroordeeld zijn om actiete ondernemen. Ook als de kans op succes beperkt blijkt te zijn.”

BOEKBESPREKING ‘DE LIMIETEN VAN DE MARKT’ – PAUL DE GRAUWE

‘Hoe ver moeten we de markt laten gaan om zoveel mogelijk welvaart te creëren? Wat is de verantwoordelijkheid van de overheid in het creëren van welvaart? Wie moet wat doen om de welvaart voor iedereen te bevorderen? Het zijn moeilijke vragen’, zo stelt prof Paul De Grauwe (London School of Economics) in het begin van zijn boek De limieten van de markt* met alsondertitel de slinger tussen overheid en kapitalisme.


Ik had nochtans gezworen om het boek niet te lezen, maar heb het dan toch gedaan. En eerlijk, ik heb het me niet beklaagd. Paul De Grauwe is een meester-verteller, zowel mondeling als schriftelijk. Je blijft geboeid lezen, tot op het einde. Maar misschien schuilt daar ook het gevaar in. Want hij sleept je mee in zijn verhaal, zelfs wanneer hij soms toch kort door de bocht gaat. Bv. wanneer hij het heeft over het falen van het vrijemarktsysteem in het milieubeleid. Hij vertrekt van de correcte vaststelling dat de vrije markt geen automatische correctie brengt aan de milieuhinder die industriële productie bedrijven veroorzaken. Zonder een overheidsoptreden gaan zij niet reageren. Maar productiebedrijven in ons land zullen u zeggen dat zij wel reageren, weliswaar door het optreden van de overheid. De milieuwetgeving, gestoeld op Europese richtlijnen, is streng en verhindert negatieve emissies én vraagt tegelijk correctieve maatregelen. Maar hier gaat De Grauwe toch kort door de bocht: hij zegt, hoe succesrijker het marktsysteem, hoe groter de kans dat het op zijn grenzen stuit. Er is in het marktsysteem een zelfvernietigende tendens aanwezig. Zou het? De Antwerpse chemiecluster bv. is er al jaren in geslaagd om een ontkoppeling door te voeren tussen groei en luchtemissies. De productie groeit, terwijl de emissies afnemen. En ja, het is de interactie tussen bedrijven én overheid die daarvoor zorgt.


Ook in het klimaatdebat toont De Grauwe zich een klimaatpessimist. Hij gelooft eerder het doemdeken van de ‘tippingpoint’-theorie: we naderen een fataal omslagpunt waar de opwarming van de aarde een catastrofale ineenstorting vande wereldeconomie voor gevolg zal hebben. Het is juist dat De Grauwe ook klimaatoptimist Bjorn Lomborg citeert, die denkt dat technologie én het marktsysteem in staat zullen zijn om die catastrofe te vermijden. Maar veel geloof blijkt de professor en niet aan te hechten. Als niet-exacte wetenschapper zou hij hier toch voorzichtiger moeten zijn; klimaat is een complex debat.


En dan zijn stellingen over loonkost en productiviteit. De hogelonen (loonkosten) zijn volgens hem het gevolg van de hoge productiviteit. Hoge lonen zijn dus niet de oorzaak van de uitstoot van banen in de industrie, maar hoge lonen en banenverlies in de industrie zijn het gevolg van productiviteitsgroei. En nog: werkgevers die de loonkosten willen drukken …zullen alleen maar lukken als ze de technologische vooruitgang weten te stoppen... Dat het bij De Grauwe niet eens opkomt dat net het omgekeerde gebeurd is: door de hogeloonkosten zagen vele werkgevers geen andere uitweg dan investeringen in productiviteitstoename, via arbeidsbesparende machines. En dat lagere loonkosten wél nut hebben, preciesomdat het de concurrentiepositie van de industrie wil herstellen. Zodat er meer financiële ruimte komt voor innovatie, hetgeen De Grauwe technologische vooruitgang noemt. Tijd dat de professor eens neerdaalt naar de werkvloer.

En toch is het een interessant boek, met knappe toepassingen van de economische theorie. En De Grauwe neemt stelling, daagt uit, en probeert u te overtuigen. Het is van belang dat u kritisch blijft lezen. Want hij neemt u op een listige wijze mee in zijn verhaal. Tot u vaststelt dat u uit de bocht vliegt, figuurlijk dan. Dan is het hoog tijd dat u zegt: Wait a minute, professor …


Fa Quix


(*) ‘De limieten van de markt’ (2014, vierde druk), Paul De Grauwe. Uitgeverij Lannoo, 232 blz., 19,99 €